Nederland kampioen ongelijkheid?

Als je een trouw Volkskrantlezer bent zou je het bijna denken. De topinkomens, en vooral de stijging daarvan, is al sinds mensenheugenis een stokpaardje van de krant. Deze week is het weer zover nadat uit cijfers is gebleken dat een aantal topmensen er harder op vooruit is gegaan dan de gemiddelde werknemer. Wellicht is het niet goed te praten, maar in de week dat bekend wordt dat een 19-jarige Matthijs de Ligt een miljoen per maand gaat verdienen bij Juventus, zonder enige verontwaardiging in dezelfde krant, hoe serieus moeten we het onderwerp nog nemen?
Ik heb hier zelf een bijdrage over geschreven en naar De Volkskrant gestuurd in maart 2019 (en later ook naar andere kranten), die niet werd gepubliceerd. Maar nu dus wel, op deze pagina’s.

NEDERLAND IS (BIJNA) EEN SOCIALISTISCHE HEILSTAAT

Recentelijk keerde het thema van vermogensongelijkheid zijn kop weer op in de Nederlandse media, na publicatie van een rapport van het CBS over het met €6.000 gestegen gemiddelde Nederlandse vermogen in 2016 tot €28.300 per 1 januari 2017. Tevens, werd gesteld, is de vermogensgroei is zeer ongelijk verdeeld en liefst drie van de tien huishoudens zouden per 1 januari 2017 een negatief vermogen hebben.
Het is bekend dat Nederland in vergelijking met andere Westerse landen een grote ongelijkheid in vermogen kent. Alleen in de VS zouden de verschillen nog groter zijn. Eveneens is bekend dat de oorzaak van deze lage klassering is gelegen in de specifiek Nederlandse situatie op de vastgoedmarkt. Maar liefst 60% van de Nederlandse huishoudens heeft vanwege de hypotheekschuld een negatief vermogen. Hier tegenover staat een woning waarvan de waarde onzeker is.
Ook niet meegenomen bij het bepalen van het vermogen en in de internationale vergelijkingen zijn de pensioenen. Dat is ongunstig voor Nederland aangezien het hier mondiaal juist zeer hoog scoort.
Ik voeg nog toe dat voor de grote meerderheid van de Nederlandse huishoudens het opbouwen van vermogen in de eerste plaats een keuze is. De mate waarin een huishouden de voorkeur geeft aan een consumptieve levensstijl of een meer sobere levensstijl heeft een directe invloed op het vermogen dat wordt opgebouwd. En daarom is het (internationaal) vergelijken van inkomens een veel betere graadmeter om economische ongelijkheid te meten.

Afgaande op de mondiale publiciteit voor het werk van Thomas Piketty en de vele aandacht voor exorbitante topsalarissen zou je kunnen menen dat ook in Nederland meer sprake is van inkomensongelijkheid dan van gelijkheid. Maar, alle aandacht voor de topsalarissen mag niet verbloemen dat volgens statistici, bij gebruik van de zogenaamde Gini-coëfficiënt, Nederland één van de meest egalitaire landen ter wereld is wat betreft inkomens.

Een verdere uitwerking hiervan is te vinden in het relevante onderzoek Measuring unfair inequality uit 2018 van de onderzoeksgroep  ‘CESifo Group Munich’. Zoals de naam van het onderzoek al aangeeft hebben de onderzoekers onderscheid gemaakt tussen ‘eerlijke’ en ‘oneerlijke’ ongelijkheid van inkomen. Uitgangspunt is dat ongelijkheid veroorzaakt kan zijn door verschil in talent & inzet tussen mensen (‘eerlijke ongelijkheid’) en door andere factoren (oneerlijke ongelijkheid). De uitkomsten en implicaties zijn zeer actueel, en relevant. Nederland komt naar voren als het meest gelijke land binnen de EU, met een score van 7%! Die score betekent dat 7% van de Nederlandse vermogensongelijkheid een oneerlijke oorzaak kent. En 93% van de inkomensongelijkheid  het gevolg is van verschillen in talent & ambitie.

Door werk en reizen kom ik de sinds het eind van de jaren 90 regelmatig in contact met mensen uit landen van de voormalige Sovjetunie. En beweer ik tegen hen dat niet de Sovjetunie maar juist Nederland een socialistisch paradijs is. Met vrijwel gratis lager- en middelbaar onderwijs, een goed betaalbare en toegankelijke gezondheidszorg en i.h.a. een grote mate van zowel politieke als economische gelijkheid. Perfect is het nooit maar beter georganiseerde landen met meer gelijkwaardigheid zijn vrijwel niet te vinden. Gezien de hoge score die Nederlanders de kwaliteit van hun leven in onderzoeken geven wordt dat gevoel breed gedeeld. En nu heeft het nog een wetenschappelijke basis ook.
Laat de gele hesjes hier maar achterwege.