Hongkong was in 1993 nog onderdeel van het Britse Rijk. De overdracht aan China zou plaatsvinden in 1997, 99 jaar na de leaseovereenkomst tussen China en GB. Het was een walhalla voor backpackers die wilden ‘uitrusten’ van het rondtrekken in andere delen van Azië. Geen wonder dat er hostels vol met hen waren, met veel gezelligheid. Uitgaan en eten in Hongkong waren van topkwaliteit en tegen redelijke prijzen. En niet onbelangrijk, je kon er werk vinden en geld verdienen. Het prijsniveau en ook de salarissen lagen wel beduidend lager dan in Japan. Een groot voordeel was daarentegen dat iedereen hier Engels sprak.
Ik betrok één van de vele hostels in Kowloon, het stuk vasteland van Hongkong, en tevens het meest bedrijvige deel. Aan de overkant van het water ligt Hongkong Island met the New Territories. Daar woonden veel Westerse expats, soms zou ik er bijles geven. Nu was het zaak om werk te vinden, dat was immers een belangrijk doel van het verblijf in Hongkong.
Vast werk voor een langere periode is het niet geworden, wel verschillende kortstondige baantjes. Enkele keren mocht ik in het weekend decors bouwen in theaters. Of bijles geven aan kinderen, meestal van expats. Voor langere tijd was ik in dienst bij een Engelse dame op leeftijd die bij haar thuis kinderen liet komen voor bijles in verschillende vakken. Een typische koloniale Engelse dame, met enkele Filipijnse bedienden die er continu van langs kregen. Zij had zoveel honden en puppies in haar woning dat het fascinerend was om trachten die te tellen. Daar was ze niet van gediend. ‘Don’t count the dogs’ was een gevleugelde uitspraak.
Er werkten in 1993 heel veel Filipijnse bedienden in Hongkong. En op zondagen, de enige dag in de week dat ze vrij waren, kwamen ze bijeen in het centrum van Hongkong, gezeten op kleden. Honderden van hen, allemaal naast elkaar. Om er te picknicken, lekker eten en muziek te maken. Heel bijzonder.
Mijn meest tot de verbeelding sprekende baantje in die periode was wellicht het figureren in Hongkongse soapseries. Daar hadden ze namelijk Westerlingen voor nodig en die vonden ze in de hostels. Samen met nog een paar Nederlanders en Engelsen boden we ons aan en mochten aan de bak.
Het klinkt spannender dan het in werkelijkheid is. Je bent namelijk voornamelijk aan het wachten tot je weer eens mag opdraven voor een scene. We mochten spelen voor dronken matrozen, voor juryleden in een rechtbank en eenmaal mocht ik geschminkt en wel een Westerse gezant aan de Chinese keizer spelen, mijn filmische hoogtepunt! Ik heb nooit beelden gezien van de opnames en heb geen idee waar ze voor werden gebruikt maar waarschijnlijk zal het zijn uitgezonden in lokale soapseries rond 1994. De opnamen waren altijd ’s nachts. In de pauzes gingen we klaverjassen.
In de weekenden trokken we erop uit, of ging ik alleen op pad. Een dagtrip met een snelle boot, waarop de Chinezen vooral aan het gokken waren, naar de Portugese kolonie Macao was een hoogtepunt.
Op zondag 31 oktober 1993 toog ik per veerboot naar het eilandje Lamma. Dat had een kleine bevolking, stond bekend als een hippie-eiland en je kon er fijn wandelen, wat ook mijn doel was voor die dag. En zo geschiedde. Met een dagrugzak trok ik erop uit en besloot om vanaf de top naar beneden te wandelen, niet via de paden maar over de rotsen en langs struiken. Een afdaling met zo’n 300 meter hoogteverschil. Opeens, ongeveer halverwege de afdaling stokte mijn adem; daar lag, half verscholen onder een grote rots een lijk. Meer nauwkeurig, een menselijk skelet, in de ontspannen houding van iemand die ligt te rusten of slapen. Mijn eerste gedachte was, volkomen irrationeel, straks is deze persoon vermoord en kan de dader mij nog zien!?
Maar ik kwam tot mijn zinnen. In een roes klom ik weer naar boven tot aan het pad en sloeg linksaf op zoek naar de bewoonde wereld. Ik had wel de tegenwoordigheid van geest om op de plek waar moest worden afgedaald iets neer te leggen zodat ik de plek des onheils weer zou kunnen vinden. Na ongeveer een uur lopen bereikte ik een restaurant en legde uit wat ik had gevonden. Men hielp mij om de politie te bellen. Omdat de dag ten einde liep en het bijna donker werd spraken we af om pas de volgende dag op onderzoek te gaan. Ik nam de veerboot terug naar mijn hostel in Kowloon, het vasteland van Hongkong.
De volgende dag, een maandag die eigenlijk een werkdag was voor mij, begaf ik me weer naar Lamma Island en trof er Peter, een politieofficier afkomstig uit Wales. Met nog een stuk of vijf lokale agenten vertrokken we en gingen op mijn aanwijzingen op zoek naar het lijk. We vonden het voorwerp op het pad en trokken vanaf daar door de struiken en over de rotsblokken naar beneden, onder het gepuf van de agenten.
Opeens zagen we een portemonnee liggen en enkele kledingstukken, en tien meter lager lag het lijk. Die voorwerpen had ik een dag eerder gemist, het lijk had alleen een korte broek aan. De portemonnee bleek gevuld en bevatte ook een ID-kaart van de ongelukkige. Een roofmoord leek in ieder geval uitgesloten. Het bleek te gaan om een 45-jarige Australische steward van de luchtvaartmaatschappij Qantas. Hij was een ruime maand daarvoor vermist geraakt op het eiland en omvangrijke zoekacties hadden geen resultaat opgeleverd.
Vele uren lang bleven we er rondhangen, Peter en de agenten deden onderzoek en hielden per radio contact met collega’s. Een dag later bleek dat journalisten die golflengten ook beluisteren want het verhaal met alle details stond op de voorpagina van de krant…
We vertrokken weer en ik ging mijn eigen weg. Na thuiskomst in Nederland in 1994 heb ik Peter een brief gestuurd en gevraagd naar de uitkomst van het onderzoek naar de omstandigheden van het overlijden. Kon er een misdrijf in het spel zijn geweest? Het leek mij onwaarschijnlijk gezien de ontspannen houding waarin het lijk zich bevond en het feit dat zijn gevulde portemonnee in de buurt lag. Peter antwoordde dat uit het onderzoek geen doodsoorzaak kon worden vastgesteld maar dat een natuurlijke dood voor de hand lag.
Begin februari had ik het gezien in Hongkong en begon aan de laatste etappe van mijn tweejarige reis. Eerst wederom naar China, deze keer rondreizend door het platteland van zuid China, op weg naar de grens met Vietnam. Op 13 februari kwam ik aan in Hanoi. Een aangename stad met vanwege de architectuur een koloniaal gevoel waar je fijn kon fietsen. Een dag later kondigde President Clinton aan dat het 19-jarige handelsembargo tegen Vietnam, een gevolg van de Vietnamoorlog tussen de twee landen, zou worden opgeheven in ruil voor Vietnamese hulp bij het traceren van 2.238 vermiste Amerikaanse soldaten.
Tevens werd tijdens mijn verblijf in Hanoi het Vietnamese nieuwjaar ingeluid. Het leek wel oorlog maar nu vanwege knalvuurwerk. Continue explosies en dikke rooklagen teisterden Hanoi.
Reizend in Vietnam vielen op de vriendelijke en open houding van de bevolking, die beduidend minder gereserveerd is dan de Chinese bevolking. Met de oorlog werd je 20 jaar na dato nog regelmatig geconfronteerd. Mensen die met metaaldetectoren op zoek zijn naar oorlogsrestanten. Officieren in legeruitrusting die in een ruimte van een hotel met maquettes veldslagen uit de oorlog naspeelden.
Een aangenaam en interessant reisland.
De allerlaatste etappe van de reis bracht me per vliegtuig van Ho Chi Minh-stad, het vroegere Saigon, naar Bangkok, de hoofdstad van Thailand. Daar had ik geen andere plannen dan echt te relaxen, eerst in Bangkok en vervolgens een week op een klein eilandje waarvan ik de naam ben vergeten, richting Maleisië. Verblijvend ‘gewoon’ in een strandhut en met paradijselijke stranden, snorkelen, de tropische ervaring.
Terug in Bangkok resteerde de terugvlucht naar Nederland, met Sri Lankan Airways. Het leek me wel cool om helemaal blut te landen in Nederland dus werd het laatste geld in Bangkok uitgegeven. Dat had een praktisch probleem. De vertrekkende vlucht had zoveel vertraging dat de aansluiting in Colombo, Sri Lanka, werd gemist. We werden keurig in een prima hotel ondergebracht voor de nacht maar ik had geen cent om het thuisfront te bellen en in te lichten dat mijn terugkeer een dag was uitgesteld! Na lang aandringen mocht ik op kosten van het hotel Nederland bellen.
Op 25 maart 1994 werd ik op Schiphol opgewacht door ouders, zussen en broertje. Vrijwel twee jaar was ik onderweg geweest.