En wederom arriveerde in China, met het nodige geluk. De eerste halte was Hohhot. Dit deel van China heet Binnen-Mongolië maar de stad oogt net zo Chinees als de rest van het land. Hohhot was een tussenstop, het doel van het volgende avontuur was Tibet. Die hooggelegen regio werd in 1950-1951 ingenomen door China, en is nooit meer afgestaan. Vooral in de jaren 50 zijn veel Tibetanen gevlucht naar India waar een bloeiende gemeenschap is ontstaan. De strategie van China is naast het ontwikkelen van Tibet ook de – in hun ogen – achterlijke Tibetaanse cultuur zoveel mogelijk te vervangen door de Chinese cultuur. En er zoveel mogelijk etnische Chinezen naartoe te verhuizen. Dit mag een genocide worden genoemd.
Tibet was en is een gevoelige regio in China, maar ook een heel interessante vanwege de unieke cultuur en het spectaculaire, hooggelegen landschap. Een reizigersdroom, ook de mijne, maar niet eenvoudig om individueel te bezoeken. Want China duidt er geen pottenkijkers en toegang tot de regio is afwisselend verboden en dan weer toegestaan.
In augustus 1993 was het gelukkig mogelijk om Tibet individueel te bezoeken. Afgezien van een snelle en korte route vanuit Nepal waren er drie mogelijkheden om vanuit China de hoofdstad Lhasa te bereiken. De gevaarlijkste en langste route was vanuit de provincie Xinjiang in het westen. Lonely Planet waarschuwde reizigers voor de gevaren van deze route, waarop blijkbaar backpackers om het leven waren gekomen door hoogteziekte.
Een andere route liep vanuit de provincie Yunan in het oosten. Een spectaculaire en groene route langs vele en diepe afgronden. Het risico van deze route betrof dan ook de kans om op de matige wegen het ravin in te storten.
Resteerde de ‘makkelijkste’ route, vanuit het stadje Golmud in de provincie Qinghai ten noorden van Tibet. Vanuit hier was de afstand tot Lhasa ‘slechts’ 1.200 km, zonder ravijnen en haarspeldbochten. Tevens was de hoogtestijging gelijkmatig en minder extreem dan op de westelijke route. Ik had mijn zinnen gezet om Tibet te bereiken vanuit Golmud.
Daar aangekomen bleek het inderdaad mogelijk om per bus naar de Tibetaanse hoofdstad Lhasa af te reizen, gelukkig. Echter, er bevond zich een addertje onder het gras. De Chinese autoriteiten wilden graag weten wie er naar Tibet afreisde. Dus, een busticket was alleen verkrijgbaar met verplichte registratie. Inclusief een betaling van 100 USD. En dat stond me zeer tegen, immers Chinezen betaalden maar 10 USD voor de ticket, waarom dat verschil?. En wat nu?
Mijn ‘rechtvaardigheidsgevoel’ en hang naar avontuur leidden tot de conclusie om dan maar illegaal Lhasa proberen te bereiken, maar hoe? In mijn hotelletje ontmoette ik twee Amerikanen die hetzelfde idee hadden opgevat. Zij vertelden dat zich 13 km buiten Golmud een controlepost van de politie bevond die moest worden gepasseerd alvorens vrijelijk richting Lhasa kon worden gelift. Want ja, liften was het plan. De Amerikanen dachten slim te zijn door vóór de controlepost de hoofdweg te verlaten en de post met een omweg door de steppe te passeren. Helaas voor hen ontmoetten zij op deze route, langs Tibetaanse landerijen, Tibetaanse honden die het op hen gemunt hadden. De enige ontsnappingsmogelijkheid was geweest om met rugzak en al een rivier in te springen! En nu waren ze weer terug bij af in Golmud…
In Golmud trof ik twee Engelse slungels die ik eerder in Mongolië kort had ontmoet. Toen reden zij rond in een Sovjet Wolga auto om in opdracht van de BBC opnamen te maken van authentieke Mongoolse muziek! En nu waren ze in Golmud, op weg naar Lhasa en evenmin van plan om zich te laten registreren en 100 USD te betalen. Hun plan was om zich te vermommen als lokale Uiguurse moslims. Dus kochten ze blauwe overals, islamitische hoofddeksels, schminkten hun gelaat en armen met schoensmeer en stopten hun rugzakken in jutezakken. Zo werden ze typische lokale moslims, maar wel een flink stuk langer en met een voor Uiguren ongebruikelijke lichaamsbouw. Ik gaf geen cent voor hun kansen maar ze kochten bustickets en bereikten probleemloos Lhasa. Briljant!
Ik besloot om net als de Amerikanen proberen de controlepost te omzeilen en dan verder te liften naar Lhasa. Alleen wilde ik niet met een omweg langs de controlepost komen, maar gewoon over de hoofdweg. En de comtrolepost passeren voor hij bemand zou zijn vanaf 7 AM. Het was 13 km tot de post, ik schatte in daar drie uur voor nodig te hebben, lopend. En wilde daarom om 4 AM starten. En zo geschiedde. Bepakt en bezakt met een flinke voorraad proviand, ik kon immers niet weten wanneer ik Lhasa of een ander stukje bewoonde wereld zou bereiken. Daarbij had ik me ook ‘bewapend’ tegen mogelijke ontmoetingen met Tibetaanse honden; mijn jaszakken waren gevuld met peper, om in de ogen te gooien, en in mijn rugzak had ik een deegroller om mee te meppen!
Op de dag van vertrek zette ik de wekker vroeg, verliet de gemeenschappelijk slaapzaal om beneden in de lobby tot mijn schrik een beambte in uniform te treffen. Ik maakte me uit de voeten, wachtte even tot hij was vertrokken en kon het hotel verlaten.
Zelfs in het donker was het niet moeilijk om de weg naar Lhasa te vinden, veel wegen zijn er namelijk niet. Maar het lopen was zwaar met een rugzak vol proviand en met een deegroller, alles bij elkaar zo’n 35 kg aan gewicht. Regelmatig zag ik verkeer aankomen vanuit Golmud. Dat kon iedereen zijn, inclusief de politie. Derhalve was het zaak om me dan te verstoppen. Gelukkig was dat goed mogelijk want er werd aan de weg gewerkt met als gevolg dat er overal grote hopen zand lagen waarachter je snel kon verdwijnen. Gevolg van het regelmatige stoppen en het zware lopen was wel dat ik er niet in slaagde om vóór 7 AM de controlepost te bereiken, laat staan haar ongezien te passeren. Zo werd het weer licht, en werd het 7 AM zonder dat een controlepost in zicht kwam…
Een nieuwe kans bood zich voor. Vanuit Golmud kwam een tractor aanrijden, met een lege aanhanger die over wandjes beschikte van zo’n 30 cm hoog. Ik ging langs de weg staan liften, de Chinese chauffeur stopte en gebaarde dat ik mee mocht. Ik sprong op de aanhanger en we vervolgden de weg. En verdomd, na enige tijd doemde langs de weg een controlepost op. Ik moet ongeveer 10 km hebben gelopen die morgen. Liggend op mijn rug met de rugzak naast me passeerden we moeiteloos de controlepost. De weg naar Lhasa, op 1.200 km afstand over het Tibetaanse hoogland lag nu open voor me!
Een stukje verder gaf de tractorchauffeur aan een zijweg in te moeten slaan en scheidden onze wegen. Nu was het zaak om een volgende lift te vinden, met een auto of vrachtwagen. Dat lukte snel, een Chinese vrachtwagenchauffeur nam me mee, uiteindelijk helemaal tot Lhasa, de volgende dag. Hij sprak geen woord Engels dus de communicatie was beperkt. Ik realiseerde me dat hij waarschijnlijk, en mogelijk onbewust, door een illegale buitenlander naar Tibet te brengen een groter risico nam dan ik…
De route over de lege en kale hoogvlakte was indrukwekkend en voerde tot 5.400 meter hoogte. Soms zag ik groepen mannen aan wegen werken, in dit weinig aanlokkelijke landschap. Zouden dat de beruchte dwangarbeiders zijn waarvan je wist dat ze bestonden in China?
Het bleek dat er meer dan één controlepost was tussen Golmud en Lhasa. De chauffeur was niet onder de indruk maar nam wel maatregelen. De rugzak werd verstopt tussen de goederen, ik kreeg een Chinese overjas aan, een Mao pet op en ging door voor een Chinees! We hadden geen problemen.
De overnachting was in een klein motel in een dorpje en de volgende dag vervolgden we de route en bereikten al vroeg Lhasa. Het was gelukt! Hoe dankbaar was ik de coole en dappere chauffeur.
Hij wilde geen geld voor zijn diensten.
Dat was 7 september 1993.
Ik heb al eerder gezegd, de essentie van het reizen voor mij in die tijd was het onderweg zijn, meer dan ergens aankomen en genieten van attracties. Dat gold zeker voor het avontuur dat ik net achter de rug had en de aankomst nu in Lhasa. Continu onderweg vanaf 6 april in Japan was ik reismoe. Had geen zin om iets te ondernemen of te bezichtigen. Lhasa in september bleek een uitstekende plek om even bij te komen. Ik vond een prima pensionnetje, er waren veel backpackers, goede restaurants en het was lekker weer. In de bijna drie weken die ik doorbracht in Lhasa heb ik niet veel meer gedaan dan wandelen in de stad en omgeving plus eenmaal een excursie naar het Ganden klooster.
En veel luisteren naar BBC World service en de Nederlandse Wereldomroep, zoals altijd tijdens het reizen. Op 13 september 1993 werden na bemiddeling van president Clinton de Oslo Akkoorden getekend tussen Israël en de Palestijnen.
In Nederland begon de strijd om het FIDE wereldkampioenschap schaken tussen Jan Timman en Anatoly Karpov.
Bijzonder was het om in een heus stadion een voetbalwedstrijd in Lhasa spelen. Kennelijk was het een traditie om regelmatig een wedstrijd te organiseren tussen een verzameling reizigers en een lokaal team. Daar was ik wel voor te porren! Nu bevindt zich Lhasa op een hoogte van 3.650 meter en enige mate van fysieke inspanning heeft direct gevolgen. Oftewel je bent snel buiten adem. Twee Duitsers renden ter warming up twee rondjes om het veld. We hebben ze niet meer gezien. Hoewel we versterkt waren met twee Tibetanen verloren we de wedstrijd met 3-1. Elk sprintje leidde tot een verplichte pauze om uit te hijgen weet ik nog.
Boven Lhasa verrijst het enorme en indrukwekkende Potala Paleis. In het centrum bevind zich de Jokhang Tempel, met vele exotisch ogende Tibetanen die er draaiend aan hun gebedsmolentjes rondlopen. Het meest aangename van het verblijf in Lhasa was evenwel de vriendelijkheid van de Tibetanen. Westerlingen waren er zeer welkom – behalve voor de Chinese autoriteiten – want de Tibetanen wisten en weten zich door hen gesteund in hun strijd en verzet tegen de Chinese onderdrukker. Dat was zo in 1993 en nog steeds in 2022. Dus kon ik worden uitgenodigd door een picknickende Tibetaanse familie, mocht van Tibetaanse monniken in de Jokhang tempel met een trap naar dak om er van het prachtige uitzicht te genieten. En sprak ’s avonds in een cafeetje met Tibetanen over de situatie in hun land en in de stad. Voor Tibetanen waren de bezoekende Westerlingen hun band met de buitenwereld die hen de mogelijkheid gaven de waarheid van de Chinese bezetting te delen.
Na een kleine drie weken was ik goed uitgerust en had voldoende gezien. Per vliegtuig reisde ik verder naar de centraal Chinese stad Chengdu, om vandaar uit per trein in enkele dagen te vervolgen naar Hongkong.
Op 2 oktober 1993 bereikte ik Hongkong. De bedoeling was om nog eenmaal een periode te werken, geld te sparen om daarmee een laatste reisperiode te kunnen financieren. En om dan medio voorjaar 1994 weer terug te keren naar Nederland.