De eerste kennismaking met Mongolië was vanuit de trein. Namelijk met de Gobiwoestijn en die is nogal zwart en weinig aantrekkelijk, komende vanuit Beijing. Ik was opgewonden en ontzettend benieuwd naar Mongolië, waar in 1993 nog vrijwel geen Westerling was geweest. Alleen al de naam, en de gedachte aan de beroemde en beruchte Mongoolse veroveraar Djengis Khan, aan ruiters die de enorme steppen beheersten…. Wat zou ik daarvan nog terugvinden in het huidige Mongolië? Er was ook enige spanning want volgens de – immer zeer voorzichtige – Lonely Planet gids heerste er wanorde, armoede, drankmisbruik en geweld in het land…
De aankomst in Oelan Bator was chaotisch. Ik had weliswaar een hotel in gedachten maar nog geen Tugriks in bezit, het Mongoolse geld. Per taxi ging ik naar het hotel en vroeg de chauffeur geld (cash dollars) voor me te wisselen. Hij stapte ergens uit en kwam terug met een plastic tas vol Tugriks! Die had duidelijk aan waarde verloren.
Het was niet moeilijk om vast te stellen dat Mongolië in een erbarmelijke staat verkeerde. Tot 1990 was het land een communistische satellietstaat van de USSR, daarna werd het een ‘democratie’. Het gevolg was wel dat met deze verandering ook een Russische bovenlaag was vertrokken hetgeen de bestuurbaarheid van het land niet ten goede was gekomen. De Russische taal werd nog wel, naast Mongools, overal gesproken. Ik had er in 1993 helaas nog niet veel aan.
Mijn hotel was, zoals Lonely Planet al had gewaarschuwd, een rumoerige plaats, vooral na zonsondergang. Drankmisbruik stond daar niet los van.
Ook een goede maaltijd verkrijgen was zo goed als onmogelijk bleek me. In de vele kiosken waren snickers en andere chocolade voorradig, evenals Russische blikjes met sardientjes. Geen groente en fruit, sowieso al niet ruim voorradig in een steppe- en woestijnland als Mongolië. Uiteindelijk zou ik in Mongolië zes kilo verliezen, en niet alleen door de spannende avonturen.
Ik ontmoette een Amerikaan werkzaam voor het Peace Corps, – hen tref je overal ter wereld- een organisatie die m.b.v. vrijwilligers sociale en economische hulp biedt in landen die dat kunnen gebruiken. Hij bracht me naar een restaurant waar zowaar aardappelen en wortels op het menu stonden! Terwijl we terugliepen naar mijn hotel moesten we in het donker oppassen niet in een put te vallen aangezien vaak het deksel was ontvreemd. Een Finse vriend van hem had op die manier zijn kaak gebroken.
In Oelan Bator had je al de eerste ondernemende figuren die trips voor reizigers aanboden en een beetje Engels spraken. Zo werd ik geronseld door John – zo noemde hij zich – die mij en vijf individuele Japanse backpackers een trip aanbood naar de Gobi woestijn ten zuiden van de hoofdstad. Daar woonde in een traditionele tent, in Mongolië een ger genoemd, de grootmoeder van een vriend van hem. Zou het niet interessant zijn voor ons om daar een tijdje te verblijven? Zeker wel!
Samen met zijn vriend, Bayar, gingen we in een busje op pad over wat voelde als eindeloze hobbelige paden. Wegen waren niet onderscheiden in het steppe- en woestijnlandschap, het was wonderbaarlijk hoe mensen hier niet verdwaalden.
Grootmoeder woonde er, samen met een aantal kleinkinderen en een kudde schapen en geiten inderdaad idyllisch vanuit ons oogpunt. We wandelden in de omgeving, maakten foto’s en relaxten. Een leuke eerste kleine trip in Mongolië. Overigens was het geen toeval dat ik juist met Japanse backpackers op stap was. Voor Japanners was Mongolië een zeer populaire bestemming, een soort back to the roots.
Tot zover was alles vredig en goed. Totdat ik ontdekte dat er een gat was gemaakt in mijn zakje met dollarbiljetten, en er in totaal 200 dollar ontbrak. Navraag leerde dat de vijf Japanners precies hetzelfde was overkomen. Wat te doen? Het was duidelijk dat het had plaatsgevonden tijdens onze wandelingen in de omgeving, waarbij we de bezittingen hadden achtergelaten in de ger. Grootmoeder was niet direct een verdachte, onze gids John en zijn vriend Bayar duidelijk wel.
We vertrokken naar het nabijgelegen stadje Dalanzadgad waar nog meer familie woonde van Bayar en zouden daar een nacht verblijven alvorens per vliegtuig terug te keren naar Oelan Bator. Er moest snel gehandeld worden indien we ons geld terug wilden krijgen. Samen met een Japanse ging ik op pad in het stadje, we moesten eerst iemand vinden die Engels sprak. Gelukkig was ook hier het Peace Corps actief en vonden we een Amerikaanse vrijwilligster. Nu konden we ons verhaal kwijt en met haar hulp vertelden we aan de gids John wat ons was overkomen. Hij leek met stomheid geslagen, zwoer zijn onschuld en betichtte zijn vriend Bayar van de diefstal. Tevens bood hij aan de politie in te schakelen.
Een vreemde situatie ontstond zo. Wij verbleven in een huis van de familie van Bayar, zijn vriend John had de politie ingeschakeld en de volgende dag zouden we vertrekken. Hoe zou dit aflopen?
Verrassend genoeg liep het wonderwel goed af. De volgende ochtend vroeg verscheen John met de politie. Ze hadden goed nieuws. Bayar had toegegeven het geld te hebben gestolen, zij brachten het terug en Bayar bevond zich nu op het politiebureau en zou de gevangenis in gaan! Opmerkelijk genoeg waren de dollars niet dezelfde als die van ons waren gestolen, zij waren veranderd in Mongoolse Tugriks… Maar een kniesoor die daar op let.
Na het vertrek van de politieman raadde John ons aan om het hoofd van de lokale politie te bedanken voor het succesvol oplossen van deze zaak. Dat kon door hem op het bureau een fles sterke drank aan te bieden, een taak die ik op me nam. Aangekomen op het bureau, wandelend door de donkere gangen, ontwaarde ik plotseling een bekende, onze ‘vriend’ Bayar! Oei, die zal niet blij zijn mij hier te zien schoot het door mijn hoofd, echter hij drukte me joviaal de hand en ging vrolijk verder!?
De fles werd overhandigd en de zaak was afgesloten. Wat er precies is gebeurt in deze zaak is ben ik nooit te weten gekomen.
In de middag vlogen we terug naar Oelan Bator. In een Russisch vrachtvliegtuig, zonder stoelen en met aan weerszijden een houten bank, ook heel bijzonder.
Een tweede trip vanuit Oelan Bator stond op het programma. Het doel was deze keer de oude hoofdstad Karakorum, centraal gelegen in het land. Ik zou samen met Kenji op pad gaan, één van de vijf Japanners die ik de afgelopen weken had leren kennen. Kenji was nog maar 19 jaar en een talentvolle jongeman. Hij kon prachtig tekenen en maakte onderweg continu treffende prentjes. Een potje schaken leerde me – hij kende de regels nauwelijks – dat hij ook hier talent voor had. De reden dat hij naar Mongolië was gekomen was zijn passie voor paarden. Daarvan lopen er in Mongolië nogal wat rond en derhalve kon hij zijn hart ophalen. Het was zijn droom om na terugkomst in Japan op een paardenboerderij te gaan werken en dat heeft hij gedaan. We staan anno 2022 nog steeds met elkaar in contact, via Facebook.
We zouden de trip naar Karakorum maken per bus. Terwijl Kenji en ik al hadden plaatsgenomen en de bus zich snel vulde, trok van buiten een Mongoolse jongedame de aandacht. Of ik alvast, via het raam, haar bagage op een zitplaats wilde deponeren zodat ze die plek kon claimen. Daar ging ik niet op in, niet erg aardig! Kenji lachte me daar later om uit want de jongedame bleek Orgil. We zouden de komende weken veel met haar en haar familie optrekken…
Karakorum was in de 13e eeuw kortstondig de hoofdstad van het Mongoolse rijk en bevond zich op een strategische locatie, althans toen. Van de oude stad is niets meer over, er staan alleen nog de oude stadsmuren.
Overigens, en misschien verrassend, Mongolië kent het Tibetaanse boeddhisme als leidende godsdienst. De Dalai Lama is behalve de geestelijk leider van de Tibetanen ook die van de Mongolen.
Vlak voor aankomst in Karakorum spotten we een bus die vol bleek te zitten met….Nederlanders!? Navraag leerde dat het de eerste groepsreis naar Mongolië was van (ik meen) Koning Aap!
Na de bezichtigingen in Karakorum reisden we verder naar de stad Tsetsetleg, woonplaats van Orgil. Zij sprak enig Engels en we hadden tijdens de busreis kennis gemaakt. En ze nodigde ons uit om bij haar en haar familie te logeren, een aanbieding die Kenji en ik niet konden afslaan. In een heuse Mongoolse ger.
Tsetserleg bevond zich in een prachtig groen en heuvelachtig steppelandschap met veel rivieren. Daarin kon ik mijn eigen was doen.
En we hadden nog meer mazzel. In juli vindt in Mongolië jaarlijks het Nadaam festival plaats, ook in Tsetserleg. Dit is een driedaags festival van ‘de drie mannelijke spelen’, oftewel paardrijden, boogschieten en worstelen. Deze werden gehouden in de steppe net buiten de stad en iedereen kwam er fraai uitgedost naartoe. Ook wij! Want de familie van Orgil had ons in traditionele Mongoolse kledij gestoken zodat we niet uit de toon vielen. Kenji kon voor een Mongool doorgaan, in mijn geval lag dat anders. Wat hebben we genoten van de spelen, van de fraaie plaatjes en de gezelligheid. Ik herinner me de stevige worstelaars en de zeer jeugdige (want lichte) jockeys, zonder zadels galopperend op de paarden! En uiteraard zijn er heel wat plaatjes ook van ons genomen.
De tijd was gekomen om weer verder te trekken. In mijn geval was het doel de uiterst westelijk gelegen stad Olgi, van waaruit het vast wel mogelijk zou moeten zijn om Kazachstan te bereiken, het volgende doel. Dat er nog een stukje Rusland tussen lag, waarvoor uiteraard een visum voor nodig was, zag ik niet als een probleem en zou ter plekke wel worden opgelost. Op dat moment kon ik niet voorzien dat Kazachstan later een hoofdrol zou gaan spelen in mijn leven…
Er was een praktisch probleem. Overvloedige regenval in het bergachtige centrum van Mongolië had een essentiële brug op de hoofdweg naar het westen verwoest. De route kon onmogelijk worden benut. Hoe nu verder?
Een alternatieve route liep zuidelijker, via de Gobi woestijn en aangrenzende steppe. Goed, dan proberen we die. Echter hier reden geen bussen. Ik mocht allereerst een stukje terug naar het oosten, naar het stadje Arvaiheer. Samen met Orgil en Kenji namen we een taxi en de volle tank haalde het stadje – bijna. De laatste paar honderd meter liepen we en brachten de nacht door op harde tafels in een brandweergarage.
De volgende ging ik alleen verder. Kenji keerde terug naar Oelan Bator en Orgil naar haar familie in Tsetserleg.
Omdat er geen bussen reden op deze zuidelijke route naar het westen resteerde me niets anders dan maar te gaan liften. Ik startte bij een benzinestation vlak buiten het stadje en al snel – voor zover ik me herinner – kon ik aanhaken bij een gezelschap dat met vrachtwagen en trailer, beiden gevuld met goederen, tot de westelijke stad Hovd zou rijden. Dat was bijna tot mijn eindbestemming, Olgi, dus dankbaar aanvaardde ik de aangeboden lift.
Het gezelschap bestond uit drie mannen en één vrouw. Het bleek een echtpaar met twee assistenten. Helaas, niemand sprak een woord Engels of een andere westerse taal, en ik in 1993 geen woord Mongools of Russisch. De communicatie verliep noodgedwongen met handen en voeten.
De routeplanner leert me nu dat de af te leggen afstand, tussen Arvaiheer en Hovd, iets maar dan duizend kilometer bedraagt. Nu was de weg bepaald niet in topkwaliteit, waren de vrachtwagen en trailer zwaarbeladen, de week die we er ongeveer over zouden doen is extreem lang. Nu verkeerden de wegen in een belabberde staat, als gevolg waarvan we gemiddeld om de honderd kilometer wel panne hadden. Meestal een lekke band maar eenmaal zelfs een gebroken as. Ongelooflijk maar de mannen wisten alle mankementen zelf op te lossen! Het haalde natuurlijk wel de vaart uit de reis. Ikzelf had alle tijd in de wereld maar kreeg niet de indruk dat de Mongolen grote haast hadden. Ze bleven i.i.g. onder alle omstandigheden kalm.
De rit voerde door de Gobiwoestijn met vlakke, steppe-achtige landschappen. Onderweg werd er ter verpozing Mongools geworsteld en deed ik uiteraard ook mee en kon er af en toe eentje op de rug werpen, misschien uit beleefdheid naar de gast toe?
We sliepen in slaapzakken in de open natuur onder de sterren. Een gevolg was wel dat mijn polsen werden lekgestoken door steekvliegen.
Nabij het eindpunt, de stad Hovd, stuitten we laat in de avond op een afzetting met militairen. Ik had geen idee wat er aan de hand was maar we konden niet verder. Dan maar slapen, deze keer bovenop de vrachtwagen. Plotseling, in de vroege ochtend, gaf de chef aan dat we snel naar binnen moesten om te vertrekken. De afzetting was blijkbaar onbemand en vol gas vertrokken we. Ik herinner me dat de chef voluit ging en regelmatig in zijn achteruitkijkspiegel keek. Maar ik had geen idee wat er aan de hand was.
We arriveerden in Hovd en onze wegen scheidden zich. De Mongolen waren weer thuis, ik betrok een hotelletje. Daar waren nog enkele buitenlanders en toen werd me duidelijk wat er aan de hand was. Blijkbaar had er buiten de stad een uitbraak van DE PEST plaatsgevonden! De Zwarte Dood, zoveel dood en verderf zaaiend in de Middeleeuwen in Europa. Bestond die nog? Blijkbaar wel, en soms komen er nog kleine uitbraken voor. Zoals in juli 1993 in dit deel van Mongolië. De uitbraak had plaatsgevonden ergens in de nabije steppe en er waren twee mensen aan overleden. Verspreiding vindt plaats via insecten die het overbrengen van woestijnhamsters. Nu viel alles op zijn plaats voor mij. De uitbraak had plaatsgevonden in het gebied waar wij vandaan kwamen. De militairen probeerden er voor te zorgen dat niemand uit het gebied de stad kon bereiken. Mijn reisgenoten hadden helemaal geen zin om een week in quarantaine te blijven in de steppe en toen zich maar even de mogelijkheid voordeed om daaraan te ontsnappen, grepen ze die kans! Vandaar ook het nerveuze achteruitkijken van de chef….
Enige zorgen moest ik me wel maken want mijn polsen zaten vol met builtjes, opgelopen van steekbeesten tijdens de overnachtingen in de natuur.
Er was een mogelijkheid voor de buitenlanders (een stuk of drie), en anderen, om te ontkomen aan de quarantaine waarin Hovd een week zou gaan. Namelijk door de laatste vlucht naar Oelan Bator te nemen. Dat paste echter niet in mijn plannen, immers mijn doel was het uiterst westelijk gelegen Olgi te bereiken en vervolgens door naar Kazachstan. Dus besloot ik, als enige buitenlander, om maar in Hovd te blijven.
Dat was geen verkeerde keuze. Ten eerste ontwikkelde ik gelukkig geen symptomen en werd niet ziek. De omgeving was aangenaam om wandelingen te maken. En last but not least, het hotel bleek te beschikken over brood, aardappelen, wortelen en eieren, wat een luxe! En een heerlijke afwisseling van de eeuwige maaltjes van rijst met schapenvlees onderweg.
Aldus verbleef ik in totaal negen dagen in Hovd. Toen de quarantaine werd opgeheven trok ik liftend verder, naar het 200 km verder gelegen Olgi. Daar aangekomen was het doel om de grens over te steken naar Kazachstan, via een klein stukje Rusland. Met optimisme en doorzettingsvermogen kun je ver komen maar hier werd het problematisch. Een Russisch visum was niet zomaar verkrijgbaar. Er was nog één mogelijkheid. Dagelijks vertrokken er verschillende vliegtuigen vanuit Olgi naar Kazachstan in het kader van de repatriëring door de VN van Kazachen naar het moederland. Immers er woonden, en nog steeds, vele Kazachen in dit deel van Mongolië en de levensstandaard in Kazachstan was blijkbaar hoger dan in Mongolië. Zou ik niet gewoon mee kunnen vliegen met hen? Dat leek me logisch en kansrijk, helaas bleek het onmogelijk ondanks mijn smeekbedes en zelfs een financiële aanbieding. Er resteerde uiteindelijk niets anders dan het vliegtuig terug naar Oelan Bator te nemen en vanuit daar weer naar China af te reizen. Op weg naar Tibet, een ander en spannend reisdoel.
Aangekomen in Oelan Bator moest ik nog één praktisch probleem zien op te lossen. Dankzij de quarantaine en het onvoorzien lange verblijf in Hovd was ondertussen mijn Mongoolse visum verlopen. Hoe verder? Ik besloot het Ministerie van Binnenlandse zaken te bezoeken en daar een verlenging aan te vragen, alsnog. Binnengekomen bekeek een in een onberispelijk uniform gestoken ambtenaar mijn paspoort zorgvuldig en becommentarieerde ‘das ist ein Problem’. Vervolgens vertrok bij weer naar een andere kamer. Ik had helemaal geen zin in enig probleem en besloot mijn kansen waar te nemen en stiekem het pand te verlaten. Dan maar zelf mijn visum verlengen, d.w.z. van de handgeschreven ‘8’ (de maand augustus) een ‘9’ maken. Waarbij opgemerkt dat omgekeerd makkelijker is.
Op 15 augustus vertrok ik per trein vanuit Oelan Bator naar de Chinese stad Hohhot, hoofdstad van de autonome regio Binnen-Mongolië in China. Uiteraard werd mijn paspoort in de trein gecontroleerd door de Mongoolse douane. De douanier bekeek het zorgvuldig en constateerde de handgemaakte correctie aan het visum. Hij nam het paspoort mee en vertrok ermee….om een tijdje later terug te keren en het me zonder verder commentaar te overhandigen! Weer geluk gehad.