Een nieuwe en unieke periode in mijn reizigersbestaan brak aan in september 1992. Ik nam de baan van Graig – die er helemaal klaar mee was – over en werd leraar Engels op de Miyama Highschool, een boarding school voor ‘speciale’ jongens van 16-18 jaar in het gehucht Sasari, gelegen in de regio Miyama en 65 km ten noorden van Kyoto. Het dorp bestond uit circa 40 huizen. Sasari was pictoresque maar ook verlaten door de jeugd, een bekend en wereldwijd fenomeen. De jongste inwoner was 40 jaar.
En daarom was de oude dorpsschool vrijgekomen en opgekocht door de Taiwanese eigenaar van de Miyama Highschool.
De route naar Sasari, dwars door de beboste bergen, was adembenemend. Vanwege de vele scherpe bochten en de hoogteverschillen had een voorraadje Primatour tabletten prima van pas gekomen. Hier zou ik volgens plan elke week van maandag t/m donderdagmiddag doorbrengen.
En dan de leerlingen, afkomstig uit heel Japan…
Elke maandagochtend om half 8 vertrok ik samen met een collega, Segawa-san, vanuit Kyoto per auto naar Sasari. De combinatie van in het weekend verblijven in de grote stad en door de week in het dorpje was fantastisch. In Kyoto woonde ik in een saaie kamer op een campus, in Sasari in een authentieke Japanse boerderij met rieten dak. In beide gevallen werden toilet, douche en keuken gedeeld met anderen – ruimte is immers schaars in Japan.
De verdiensten waren goed te noemen met 11,3K Yen per dag (ongeveer 165 gulden) plus accommodatie. Tijdens de dagen in Sasari waren tevens alle maaltijden inbegrepen.
En dan de leerlingen van de Highschool in Sasari, 31 in totaal en verdeeld over drie klassen. Dat was me een bont gezelschap! Hun gemeenschappelijke noemer was ‘flink afwijkend van de norm’ en dat kon op allerlei manieren. Het was dan ook vrijwel onmogelijk hen op traditionele wijze les te geven. Daarom luidde mijn opdracht ook om hen spelenderwijs wat Engels bij te brengen.
Er waren jongens met psychische problemen, autisten, jongens met een laag IQ, maar vooral jongens die helemaal geen zin hadden om naar school te gaan. In Japan wordt (althans in 1992, mogelijk heeft het maatwerkonderwijs een vlucht genomen, net als in Nederland) iedereen die afwijkt van de norm op één hoop gegooid. Gezien de verschillende achtergronden en problemen is normaal lesgeven dan onmogelijk. Toch werd op de Miyama Highschool een poging daartoe gedaan.
De jongens kwamen uit heel Japan en bleven er gedurende het hele jaar, uitgezonderd drie vakantieperiodes waarin ze naar huis mochten.
De eigenaar bezat behalve de boarding school in Sasari ook een private middelbare school in Kyoto waar ik elke vrijdag drie uur lang Engels les (conversatie) gaf samen met een Japanse docent. De leerlingen waren ‘minder speciaal’ dan die in Sasari maar nog steeds lichtelijk afwijkend van de in Japan heilige norm, d.w.z. ze waren bovengemiddeld druk. Deze (relaxte) lesuren brachten nog eens 30K Yen per maand in het laatje.
Toen ik eenmaal mijn haar had gemillimeterd wekte dat op de lachspieren van de leerlingen. Waarom? Omdat het op deze school een strafmaatregel was voor de kinderen! Ik vernam dat er ouders waren die probeerden deze regel af te schaffen.
Daarnaast viel op, en hetzelfde gold voor de school in Sasari, dat leraren altijd hun kamerdeuren open hadden staan en leerlingen altijd naar binnen mochten lopen. En dat er regelmatig bijeenkomsten plaatsvonden tussen leerlingen en leraren om onderlinge problemen te bespreken. Deze openheid had ik niet verwacht op Japanse scholen.
Er waren meer leraren op de school, allen Japanners. De jongeling Akashi-san, een twintiger, was de enige die echt begreep wat deze jongens nodig hadden. Hij kwam elke week een paar dagen op zijn scooter vanuit Kyoto om de jongens wat maatschappelijke kennis bij te brengen. En hij besefte maar al te goed dat de gekozen traditionele manier van lesgeven ongeschikt was voor deze kinderen. Helaas kwam juist hij, na mijn vertrek in maart 1993, in aanvaring met de leiding en werd ontslagen.
Van 37-jarige directeur was het moeilijk hoogte te krijgen behalve dat hij een natuurliefhebber was en graag rondwandelde in de prachtige omgeving, ook met de jongens.
Maar de meeste lessen werden gegeven door drie ‘oldtimers’, oneerbiedig gezegd. D.w.z. zestigers, officieel met pensioen maar omdat in Japan een staatspensioen onvoldoende was om van te leven, allen actief als leraar op de Kyoto Miyama Highschool. Kondo-san, Tanaka-san en mijn goede vriend Segawa-san.
Kondo-san was net als ik leraar Engels – een vak dat eigenlijk overbodig was voor deze jongens, dat ter zijde – maar kende een lastige handicap. Hij sprak namelijk nauwelijks Engels, communiceren met hem was erg lastig. Hij was zich daarvan bewust en schaamde zich ervoor. Kondo-san was een boertje, een weduwnaar en woonde in een boerderij nabij Kyoto. In Sasari hield vooral hij de moestuin bij.
Tanaka-san was, als ik me goed herinner, van nature al leraar en onderwees de jongens wiskunde. Waar ze niet echt op zaten te wachten. Tanaka-san was een no-nonsense type en ook niet bang voor de jongens. Dat was niet onbelangrijk want er dreigde altijd fysieke omgang met hen. Zijn gedrag was boers of volks te noemen. Wandelend op de dorpsweg kon hij stoppen om ongegeneerd te gaan urineren. Tot afschuw van Segawa-san.
Maar hij was ook de beste go-speler van het trio oldtimers, het oude Chinese bordspel dat in Japan populair is. Nota bene ik, de buitenlander, bracht het spel mee naar school, omdat schaken geen optie was. Tanaka-san nam een handicap van enkele stenen maar wist me desondanks te verslaan. Tegen Segawa-san en Kondo-san had ik meer succes.
Dan Segawa-san, mijn huisgenoot in de boerderij in Sasari. Van oorsprong journalist, nu gepensioneerd en leraar Japanse taal op onze school. Dat deed hij niet met heel veel plezier maar het Japanse pensioen plus AOW was onvoldoende om van te overleven. Segawa-san was een bedachtzame, vloeiend Engelse sprekende intellectueel en had een hekel aan die boerse Tanaka-san. Ook hij begreep het fysieke risico dat lesgeven aan deze jongens met zich meebracht en ging voorzichtig met hen om.
We reden altijd samen vanuit en naar Kyoto, waar hij woonde met zijn vrouw en een gescheiden dochter. Hij had er zelfs een nieuwe auto voor aangeschaft. Segawa-san had veel interesse en kennis van de Westerse cultuur. Na de verloren oorlog was Japan bezet geweest door de Amerikanen die er een geheel nieuwe cultuur hadden geïntroduceerd die de meeste Japanners gretig tot zich namen. Een grote moderniseringsslag volgde en met alomvattende steun van de overheid wist het land, en zeker het bedrijfsleven, zich binnen enkele decennia te verheffen tot een mondiale industriële gigant.
In Kyoto, in de weekenden, ging ik soms met Segawa-san op stap. Hij nodigde me dan uit om in een cafeetje bier te gaan drinken. En vertelde honderduit over Japan, over de oorlog en hoe toen zelfs de houten wegen in de steden in brand stonden na een bombardement, en meer. En natuurlijk over de problemen en roddels op de school, die mij vanwege de taalbarriere grotendeels ontgingen. Over de maffiosi Taiwanese eigenaar van de school, over de andere leraren, over leerlingen en hun ouders, heerlijk allemaal.
Segawa-san noemde zichzelf een links georiënteerde ex-journalist, d.w.z. niet sterk nationalistisch denkend in de Japanse politieke context. Maar na een paar biertjes, en lichtelijk aangeschoten, moest hij bekennen dat hij er niet uit was of de Westerse route die Japan was ingeslagen na de verloren oorlog nu de juiste was. Hij noemde het een 50-50 situatie. Want het land had veel van haar tradities opzij geschoven ten faveure van de modernisering.
Voor Segawa-san was ik de eerste buitenlander en Engelssprekende die hij leerde kennen en derhalve was ik een waardevol contact, nog afgezien van onze vriendschap. Eindelijk kon hij zijn perfecte Engels in de praktijk brengen.
Terug naar de school en de lessen.
Ik vond zoals gezegd een bonte verzameling leerlingen tegenover me in de 11 lesuren per week. Daarnaast werd van me verwacht dat ik iedere werkdag tot een uur of drie, vier op school zou blijven voor klusjes of om met de jongens iets te doen.
Sommige jongens staken niet onder stoelen of banken wat zij van plan waren te doen tijdens de lessen en namen gewoon een kussen mee. Dan rust het hoofd aangenaam zachtjes op de tafel.
Sommigen verschenen in geen enkele les. Naar verluidt hadden hun ouders extra betaald om dit mogelijk te maken. Ik zag hen alleen tijdens de maaltijden. Zij verbleven de hele tijd op hun kamers. Want immers, het doel van deze drie jaar was het behalen van een diploma, verder niet…
Soms deden zich vreemde taferelen voor de in de klas. Een jongen met een psychische afwijking ging tijdens de les in de hoek van het lokaal staan en begon te masturberen.
Ook ik kreeg weleens ruzie met de jongens, d.w.z. met de bijdehante types die wel konden leren maar niet wilden leren. Eenmaal leidde dat tot een klein handgemeen, verder zonder gevolgen.
Maar met de meeste jongens had ik een prima verstandhouding en zij wilden oprecht wel wat Engels leren. En anders deden we een rondje armpje drukken of ging ik met hen schaken. Daarnaast waren er voldoende lessen buiten, sportend en spelend. Of wandelend in de omgeving.
Ik leerde over de hierarchie tussen de jongens, die ook door de leraren werd gerespecteerd. Toen een jongeling op het speelplein werd afgeranseld door de leider van de oudste groep, vond iedereen dat terecht, ook de leraren. Blijkbaar was er iets voorgevallen – geen idee wat – en mijn pogingen om tussenbeide te komen werden niet gewaardeerd.
Van het leven in het dorpje zijn me nog enkele zaken bijgebleven.
Er leefden zwarte beren in het gebied want tijdens mijn eerste wandeling staken een berenjong en de moeder honderd meter voor me de weg over. Dat was schrikken! Ook het schoolhoofd, die in een huisje naast de school woonde, trof eens een beer aan bij de achterdeur.
Maar de omgeving was prachtig, zowel in de herfst als in de winter.
De lunch was een o-bento (waarbij in het Japans de eerste o het respect aangeeft), oftewel een lunchbox. Die was uitstekend. Ik realiseerde me het enorme respect voor rijst in Japan. Wanneer Tanaka-san zijn zijn o-bento had gegeten spoelde hij er immer thee door en dronk die op om geen enkele rijstkorrel achter te laten. Bij het ontbijt werden volop rauwe eieren genuttigd, over de rijst. En daar deed ik gewoon aan mee, een vreemde gedachte nu.
Voor het badderen was een enorme houten ton aanwezig, die dagelijks met warm water werd gevuld. Deze was bestemd voor leerlingen en leraren, achter elkaar, in hetzelfde water. Echter dit was niet zo onhygiënisch als het voorkomt aangezien iedereen zich zorgvuldig waste voor hij de ton inging.
En toch kwam al in maart 1993 een einde aan dit redelijk ideale leventje in Kyoto en in Sasari. De reden was dat de school in de problemen was gekomen, d.w.z. er was een schandaal ontstaan rondom de Taiwanese eigenaar en mogelijk illegale – Chinese – werknemers die eveneens werkzaam waren op de school. Het fijne weet ik er niet vanaf. Maar ik kreeg al de waarschuwing op te letten wanneer ik de campus in Kyoto zou verlaten omdat ik zou gevolgd kunnen worden. Het schandaal haalde ook het nieuws. Japanse onderdirecteuren werden gearresteerd. Het was beter om te gaan en bovendien had ik nog steeds geen werkvergunning en zou in april het land weer moeten verlaten voor een verlenging van mijn toeristenvisum.
Het afscheid was min of meer gedwongen en werd wederzijds betreurd.
Normaal gesproken zou hiermee het relaas over de Miyama Highschool ten einde zijn. Echter ik bleef in contact met mijn vriend Segawa-san en mocht in 1993 en in 1995 nog lange, prachtig geschreven brieven van hem ontvangen. Hij was zo secuur dat hij altijd eerst een draft maakte van een brief en hem vervolgens netjes overschreef.
Na mijn vertrek in maart 1993 gebeurde er van alles en escaleerde de situatie in twee opzichten.
Ten eerste werd de leiding enkele malen vervangen en werden nieuwe docenten geïntroduceerd. Een nieuwe buitenlandse leraar is er, i.i.g. tot medio 1995, niet meer gekomen. Zoals eerder benoemd werd de jeugdige Akashi-san al in 1993 ontslagen omdat hij volgens de directeur geruchten had verspreid onder de scholieren en hun ouders dat de directie van de school grof aan hen verdiende.
Maar het meest schokkend uit de brieven is zijn beschrijving van het gedrag van de scholieren. Dat ging van kwaad tot erger in 1993. Hij beschrijft hoe er vanaf april al iets in de lucht begon te hangen. De jongens werden steeds vervelender, een voorteken van de aanstaande agressie en het sinistere en wrede gedrag van enkelen van hen. Langzaam maar zeker veranderden zij in een groep vandalen beschrijft Segawa-san. Ze vernielden muren en andere zaken in de dormitory, ze scholden de leraren uit die hen durfden te confronteren en ze pestten de zwakkere leerlingen continu.
Segawa-san zelf werd door de jongens tweemaal opgesloten in zijn kantoor tijdens een nachtdienst in de dormitory. De eerste keer kon hij nog ontsnappen via een raam, de tweede keer hadden ze het raam dichtgespijkerd en kon hij met heel veel moeite met zijn handen enkele spijkers verwijderen en ontsnappen. Hij riep de leerlingen samen, midden in de nacht, maar niemand bekende.
Segawa-san was maanden later nog woedend en vol onbegrip over dit voorval. Wat had hij die misdaan om dit te doen gebeuren?
En hij was niet de enige leraar die leed onder de het wangedrag van de leerlingen. Toen Kondo-san nachtdienst had in de dormitory ging het alarm af en kon niet worden uitgezet. In de schoenen van Tanaka-san werd rood en geel glazuur gedaan, ze konden nooit meer worden gebruikt. Dit glazuur werd ook over de gangen gegooid.
Twee grote schoenenplanken bij de ingang werden omgegooid, de uitgeputte – zowel fysiek en als mentaal – leraren mochten het weer opruimen.
En zo ging het maar door, dag na dag.
Ik denk dat ik op het juiste moment ben vertrokken van deze school…
Op 1 september startte iedereen weer vol goede moed. En zowaar, de nieuwe directeur slaagde erin de situatie, d.w.z. het gedrag van de leerlingen, aanzienlijk te verbeteren! Segawa-san schrijft me in december 1993 hoe hij druk bezig is om rapporten en aanbevelingsbrieven over de leerlingen te schrijven voor universiteiten, colleges en beroepsscholen. Hij wil het beste voor hen doen en dat betekent, in zijn woorden, “So, I am very busy everyday making the documents contrary to the facts or much better than they (students) really are. Otherwise none of them could pass the exam. This is reality. Well, I think I will work at this school as far as I am healthy.”
Dat was december 1993. Het volgende schrijven komt uit februari 1995 en Segawa-san werkt nog steeds op de Miyama Highschool. Ondertussen mag Kondo-san geen Engels meer geven en is hij verantwoordelijk voor de schooltuin. Tanaka-san moet stoppen met wiskunde en gaat helpen in de keuken. Dat vind ik mooi in Japan, een werkgever stuurt niet zomaar iemand weg maar voelt zich verantwoordelijk voor werknemers en verzint een alternatief voor hen.
Segawa-san beschrijft hoe een leerling is toegelaten tot de kokschool. En dat een ander het helaas niet redde. Een andere leerling, met een kleine geestelijke afwijking, wilde graag naar de universiteit waar zijn ouders hadden gestudeerd maar was al drie keer afgewezen. “…but sorry for him, I have a pessimistic vision”.
Of de volgende uitspraak, veelzeggend over het doel van de Miyama Highschool, het Japanse onderwijssysteem in de jaren 90 en ook over de Japanse ouders – wellicht niet alleen in Japan. “Suwaki, a weak-minded student, would better apply for a vocational establishment for the future of those boys, but his parents would rather want him to go to ‘university’. A tough nut to crack.”
Segawa-san schrijft verder nog over de enorme aardbeving die op 17 januari 1995 de Kansai regio trof, met de stad Kobe als middelpunt. Een beving van 8 op de schaal van Richter die enorme verwoestingen aanrichtte. Een dergelijke zware beving had hij nog nooit meegemaakt. En de grootste les voor Japan bij zo’n ramp is, schrijft hij, ervoor zorgen dat er geen vuur uitbreekt met al die houten huizen.
Hij moest denken aan dergelijke vreselijke taferelen uit de oorlog, toen – hij was net te jong om dienst te doen – hij en andere jongeren de uit steden werden geëvacueerd naar veiligere plaatsen, “if such a place would still exist in the small country.”
Een volgende brief arriveert in oktober 1995. Hij is erg dun en ik lees op de envelop dat de afzender niet Ryujiro Segawa is maar Kaoru Segawa, zijn dochter. De angst slaat me om het hart.
“21st July 1995 my father Ryujiro Segawa died of cancer.”