Met een tussenstop in Bangkok landde ik op 14 juli 1992 in de Japanse stad Osaka in de Kansai regio. Die regio bestaat behalve Osaka tevens uit de grote steden Kobe en Kyoto. De laatste was duizend jaar lang en tot 1868 de Japanse hoofdstad. En tevens mijn beoogde woonplaats want er moest weer worden gewerkt en geld verdiend. Waarom Kyoto? Omdat de oude cultuur van de stad me aantrok. Zo dacht een Amerikaanse generaal in WOII er gelukkig ook over want Kyoto was tot zijn ingrijpen ‘genomineerd’ als doelwit van de eerste atoombom op Japan! Zoals bekend viel het noodlot nu Hiroshima ten deel.
Evenals bij aankomst in Sydney in november 1990 had ik ook nu mijn financiën en het verdienen van geld tamelijk optimistisch ingeschat. Ik had bij aankomst 70K Japanse Yen op zak, dat waren ongeveer 970 Nederlandse guldens. Meer dan bij aankomst in Sydney maar Japan is nu eenmaal een duur land, i.i.g. toendertijd. De eerste accommodatie in Kyoto, een jeugdherberg, sloeg een dagelijks gat van 3,5K Yen in de middelen – inclusief diner. Die werd binnen enkele dagen verruild voor een dormitory in het Uno House – verdomd hij bestaat nog anno 2021! Bij het bereiken van de jeugdherberg maakte ik meteen kennis met een typische en fantastische Japanse eigenschap. Terwijl ik in een bus de kaart van Kyoto bestudeerde en er niet echt uitkwam schoten enkele Japanse meisjes me te hulp. En de taxi die vervolgens nodig was om mijn bestemming te bereiken betaalden zij uit eigen zak!
In het Uno House was het mogelijk om snel werk te vinden. Binnen enkele dagen stond ik folders uit te delen voor een Engelse Taalschool, a duizend Yen per uur, vijf uur per dag en drie weken lang. Een eerste financiële basis was gelegd. Samen met Engelsman Graig, en met als zetbaas een ‘Egyptische nietsnut’ (volgens mijn notities uit die tijd). Wanneer hij zelf les gaf piepten wij er tussen uit, foei.
Ondertussen had ik geen andere keuze dan een net pak te kopen, onontbeerlijk voor de sollicitatiegesprekken maar een forse investering van 15K Yen… Werk vinden bleek niet eenvoudig. Net als twee jaar eerder in Australië werd ook Japan overspoeld door jonge Westerlingen die backpackend door de wereld geld wilden verdienen in het rijke Japan. En vaak als leraar Engels, waarbij native speakers duidelijk in het voordeel waren.
Allereerst diende zich een andere kans voor op werk. Een tijdelijke, fysieke en zware klus waar Japanners blijkbaar geen zin in hadden. Want inderdaad, wij werkende Westerse backpackers waren in Japan gewone gastarbeiders!
Aan de rand van Kyoto bevond zich een enorme hoop gebruikte autobanden. Dhr. Ninomiya (vanaf nu schrijf ik met Japanse titel, d.w.z. Ninomiya-san) schatte het aantal op ongeveer een miljoen. Die waren in verschillende maten en van verschillende kwaliteit. Via een handelsfirma uit Hongkong zouden ze worden verkocht aan bedrijven in China en in Rusland. D.w.z. de betere kwaliteit banden ging naar China, de rest naar Rusland. De banden moesten dus één voor één worden gesorteerd en vervolgens netjes opgestapeld in containers. Het was ondertussen augustus, de warmste en meest vochtige periode in Japan.
Een internationaal en bont gezelschap had zich aangemeld voor deze klus. Dat bestond uit enkele Japanse Highschool drop-outs, een paar Sri Lankanen en de grootste groep, namelijk Westerse backpackers zoals ik zelf. Jongens (geen meiden) uit Argentinië, de VS, Nieuw-Zeeland, Zweden, GB en Nederland, in totaal een man of 12. Plus Peter Tai, de opzichter die namens de handelsfirma uit Hongkong de fijne taak had gekregen ons in de gaten te houden en zelf ook banden te werpen, stapelen en meer.
We reisden per OV af naar de enorme bandenberg en mochten zelfs de kosten declareren. Dat gaf wrevel met de Sri Lankanen want zij kwamen per fiets en declareerden wel reiskosten bij de sympathieke doch goedgelovige Japanse baas, tegen het rechtvaardigheidsgevoel van de backpackers in! Er waren wel meer irritaties tussen de groepjes die zelfs bijna uitmondden in een knokpartij.
Op zaterdagen – we werkten zes dagen per week – werden we (d.w.z. de backpackers) soms uitgenodigd door Ninomiya-san en mochten in een sushibar op zijn kosten eten en drinken. In Japan is dit een goede gewoonte, evenzeer dat de baas zich op zulke momenten net zo mag ge- of misdragen als de ondergeschikten. Rang en stand vervallen en de baas behoeft zich niet te generen voor zijn gedrag! Iedereen mag en kan samen dronken worden.
Het werk zelf was zwaar, en helemaal in de hete en vochtige augustus maand. Vooral het opstapelen van de banden in de containers was geen sinecure. We werden wel allemaal flink sterker van dit werk. Na drie en een halve week kwam het einde van de berg autobanden en van de klus in zicht. Ninomiya-san had helaas bij aanname van de klus een belangrijke rekenfout gemaakt. Openhartig vertelde hij uit te zijn gegaan van 1 miljoen banden, in werkelijkheid bleken het er maar 250 duizend te zijn. En de gehoopte 40% banden van betere kwaliteit (voor China) bleken in werkelijkheid maar 25% te zijn. Een fors financieel verlies was het gevolg voor hem. Overigens was er alleen een mondelinge overeenkomst tussen hem en het bedrijf uit Hong Kong van Peter Tai en niets op papier, geheel volgens Aziatische traditie.
Met Ninomiya-san bleef ik nog in contact staan en verschillende brieven werden over en weer gestuurd. Enkele jaren later hebben zijn vrouw en dochter zelfs in de boerderij van mijn ouders in Venhuizen gelogeerd en bezochten we samen het Buitenmuseum in Enkhuizen.
Nu de autobandenklus was afgelopen was het noodzakelijk om nieuw werk te vinden. Dat had zich al aangedragen via Graig, de Brit waarmee ik allereerst folders had uitgedeeld op straat en vervolgens banden mee geworpen. De zomervakantie liep ten einde en hij had niet zoveel zin meer om zijn oude baan, leraar Engels op een particuliere jongensschool in de bergen, weer op te pikken. Dus stelde hij mij voor dit over te nemen, wat ook geschiedde vanaf september. Meer over mijn bijzondere ervaringen op de Kyoto Miyama Highschool komen aan bod in het volgende hoofdstuk.
Er was nog een praktisch probleem verbonden aan het verblijf in Japan op een toeristenvisum; het was maar drie maanden geldig en voor het verstrijken van die periode was het noodzakelijk om (even) het land te verlaten. Nu is Japan een eiland en is een grensovergang complexer dan zeg tussen Nederland en België.
Echter er varen continu veerboten tussen de landen en in midden oktober maakte ik de eerste visumtrip naar Korea, per boot. Dat kon precies in een weekend. Het verblijf in Korea, om precies te zijn in de havenstad Pusan, duurde welgeteld anderhalf uur. Het had veel langer kunnen duren want bij terugkomst ik Japan werd me gevraagd hoeveel geld ik bij me had. Niet veel, ik had het grootste deel achtergelaten in Japan. Even werd het spannend maar gelukkig werk ik toegelaten, met het voordeel van de twijfel.
Een kleine drie maanden later, na een vernieuwde Korea-trip, nu voor een dag of tien inclusief Oud en Nieuw op het Koraanse eilandje Ulleungdo, was de binnenkomst wederom spannend. De vrouwelijke douanier en ik keken elkaar aan. We wisten beiden precies wat er aan de hand was en een dergelijk verlengd toeristisch verblijf was ongewenst bij de Japanse autoriteiten. Gelukkig, ze wachtte even maar stempelde mijn paspoort nogmaals.
Kyoto was een aangename stad om te verblijven. In Japan staat de oude hoofdstad en haar bevolking bekend als conservatief. Vergeleken met het extravagante Tokio zal dat zeker zo zijn. Tokio heb ik nooit bezocht. De oude cultuur van Kyoto was fantastisch. In en rondom de stad lagen tientallen Boeddhistische en Shintoïstische tempels verspreid, vaak op mooie locaties en met prachtige tuinen. Ik had een mountainbike aangeschaft en bezocht ze in de weekenden. Heerlijk rustgevende plekken.
Japan bestaat overigens voor een groot deel (namelijk 70%) uit berg en bos, ook rondom Kyoto. Ik las dat de ideale bevolkingsgrootte 30 miljoen inwoners bedroeg, in werkelijkheid woonden er meer dan 120 miljoen Japanners. Geen wonder dat de meeste huizen zeer klein waren.
Andere mooie Japanse tradities waar ik aan proefde waren kalligrafie, aikido, het bordspel go, liefst spelend in een traditioneel theehuis, en het Japanse badhuis, de sento. Een bezoek daaraan werd niet door iedere Japanner op prijs gesteld. Misschien wordt van buitenlanders – ook wel gaijin oftewel vreemdelingen genoemd – in Japan niet verwacht dat ze de openbare badhuizen bezoeken, een heilige Japanse traditie? Eenmaal tijdens een bezoek aan de sento, na me grondig op traditionele wijze te hebben gereinigd, bleek bij vertrek dat mijn schoenen waren verdwenen. Dat is vreemd want Japan is een bijzonder veilig land. Daarnaast was het zeer duidelijk dat de betreffende sportschoenen maat 44 deze gaijin toebehoorden. Een statement van een nationalistisch ingestelde Japanner wellicht. Van de eigenaar kreeg ik een stel slippers zodat ik niet op blote voeten naar huis hoefde te lopen.
Ondertussen zou ik uiterlijk 6 april Japan weer moeten verlaten omdat mijn visum weer zou zijn afgelopen. Daarnaast werd ook duidelijk dat mijn werk aan de Highschool niet zou kunnen worden voortgezet. En besloot ik van 1-6 april 1993 een afsluitende trip te maken door Japan, wederom op weg naar Korea maar nu voorgoed. Via Osaka en Kobe, het schiereilandje Awaji, het grotere eiland Shikoku, de stad Hiroshima werd wederom de veerboot naar de Koreaanse havenstad Pusan genomen. Reizen in Japan was prettig en niet zwaar. Tenminste, als je op normale wijze reist. Ik had me voorgenomen om met precies USD 5.000 het land te verlaten en dat noopte tot enkele bezuinigingen onderweg. Zoals overnachtingen op een strandje op Awaji (werd erg koud) en ergens een nacht in een telefooncel.
Uiteraard werd onderweg gelift en dat was niet moeilijk, wel aangenaam. Beleefde Japanners waren niet te beroerd om 100 km om te rijden om me af te zetten op de gewenste plek!
Ook opvallend was, zoals ik wandelend in dorpjes bemerkte, dat veel huizen in het toch zo moderne Japan nog gewoon van leem en stro waren gebouwd. Deze tegenstelling tussen Japanse moderniteit en een meer behoudend Japan zou ik enkele jaren later, werkend voor Kohyo BV in Hoofddorp, ook bemerken. Computers waren in 1995 al lang gemeengoed voor kantoorwerk maar op het hoofdkantoor in Japan werd voor sommigen nog gewoon met typemachines gewerkt! Wellicht om werkgelegenheid te behouden.
Een verblijf in een herberg met veel wandelende pelgrims op Shikoku was boeiend, het afsluitende bezoek aan Hiroshima indrukwekkend.
Op 6 april 1993 verliet ik Japan. Daarmee was mijn relatie tot het land nog niet beëindigd. In Nederland pakte ik de studie van de Japanse taal weer op en van 1995-1997 werkte ik in Hoofddorp voor Kohyo Holland bv met Onodera-san en Miyazaki-san, dat in Europa vis inkocht voor de Japanse en ook Chinese markt. Want, het doel was om in 1998 wederom af te reizen naar Japan en daar een bestaan op te bouwen. Inderdaad vertrok ik in maart 1998 uit Nederland naar Iran, met als eindbestemming Japan. Dat land werd nooit gehaald maar dat is een ander verhaal….